Fietsreis Marokko september

Fietsreis Marokko september

Marokko - Fietsreis - 7 – 17 september 2012

‘Marokko, langs kashba’s en oases’ werd in de brochure van Djoser omschreven als een avontuurlijke en afwisselende fietsreis in het ruige Atlasgebergte, de kleurrijke woestijn en de magnifieke Draa-vallei met sprookjesachtige kashba’s en oases. Dat vond ik zo aantrekkelijk klinken, dat ik niet lang twijfelde om me in te schrijven. Wij, laaglanders, zijn min of meer vertrouwd met Marokko omdat hier veel mensen van Marokkaanse afkomst wonen en we dus enig idee hebben van hun voorkomen, religie, gewoonten en cultuur. Het was dan ook geen grote cultuurschok om na een korte vliegreis vanuit Schiphol bij valavond aan te komen in Marrakech. Het was er wel warm.

Kennismaken met een groep van 16 reizigers plus 2 gidsen vergt wel wat tijd en energie, maar als dat bij stukjes en beetjes gaat, valt het wel mee en is het zelfs een geestige bedoening. Na een korte rit naar hotel Imilchil zetten we onze eerste stappen in Marrakech, richting Djemaa el Fna, het plein dat zo’n beetje als broer van het bekende Tahrirplein in Caïro wordt gezien. Overdag heerst er een gezellige drukte met kraampjes en eettenten in letterlijk alle geuren en kleuren, met slangenbezweerders en apentemmers, maar als de avond valt, is er geen doorkomen meer aan. Dan valt het niet mee om er met een grote groep, waarvan je de meesten amper hebt kunnen aankijken, door te laveren en die vooral niet uit het oog te verliezen. Het was op dit reusachtige plein dat er begin 2011 taferelen te zien waren zoals in Caïro, met betogingen en massademonstraties voor meer inspraak en democratie, maar de Arabische lente zoals die andere landen in de regio door elkaar schudde, sneed hier minder diep.

Ook op zaterdag is er nog een hele voormiddag tijd voor de verdere verkenning van de stad, en na het middageten staan er twee busjes klaar voor het hotel, elk met 8 fietsen op het dak. Dat worden onze transportmiddelen voor de komende week. We rijden per bus naar Demnate, een onooglijk dorp aan de voet van de hoge Atlas, waar de fietsen worden afgeladen en we een, weliswaar korte, testrit van 12 kilometer maken over de Marokkaanse wegen. Het fietsen gaat goed, en hoofdzakelijk over asfalt. In het Marokkaanse binnenland zijn de meeste asfaltwegen zo’n 3 meter breed, maar door putten en afbrokkeling van jaren, blijft er nauwelijks 2 meter berijdbare weg over, op sommige plaatsen nog geen meter. Geld voor herstel is er blijkbaar niet.

Zondag 9 september en mijn zoon Lennart is jarig. Ik stuur hem in alle vroegte mijn verjaardagswensen op per telefoon. Dichterbij is ook Reinier, precies 40 jaar ouder, jarig. We vieren dat ’s middags met enkele kaarsjes en een lekkere taart als dessert. Op het menu vooraf staan brood, makreel en tonijn uit conserven, olijven, de wereldwijd gekende ‘La vache qui rit’-smeerkaas, tomaat, paprika, dadels, druiven en meloen. Die lunch komt er niet zomaar. Daarvoor ging onze uitheemse reisleider Jorrit, samen met zijn inheemse evenknie Mohammed, inkopen doen op de ochtendmarkt. Jorrit weet van aanpakken, dat hebben we vanaf dag één gemerkt. Voor het middagmaal zet hij enkele tafels samen, legt er een tafelkleedje op, en begint dan alles uit te pakken. Als een zorgzame vader opent hij de conservenblikjes en zet ze netjes op een bord, hij wast en snijdt de groenten, hij snijdt het brood in driehoekjes en dan nog eens middendoor. Pas als wij al halfweg de maaltijd zijn, begint hij zelf te eten. Jorrit zorgt goed voor ons, het is een plezier om hem elke middag zo ijverig bezig te zien.

Vanuit ons hotel in El Kelaa M’Gouna reizen we eerst per bus en dan per fiets over berg en dal naar Todra, een lang geleden door de rivier uitgesleten kloof met wanden tot wel 150 meter hoog en soms maar 10 meter breed. Spectaculaire zichten en mooie foto’s verzekerd. Daarna gaat het richting Erfoud, waar we 2 nachten zullen verblijven in een prachtig hotel, waarvan ik de naam vergeten ben, maar dat ons, bestofte en bezwete fietstoeristen, met een heerlijk zwembad en een wondermooie Ali Baba-binnentuin verwelkomt. Toch zal ik daar niet geheel en al van kunnen genieten, want die avond slaat een opkomende snotvalling mij murw. (Voor de Nederlanders: een ‘snotvalling’, dat is zoiets als een neusverkoudheid, en dat is heel ‘ambetant’ – vervelend dus.) Gelukkig krijg ik van Pieter een flesje neusdruppels, dat de valling wel ‘subiet’ (nog zo’n woord dat de Hollanders niet gebruiken en dus hartstikke leuk vinden) onderdrukt, maar niet laat verdwijnen, ook niet in de komende dagen.

De valling weerhoudt me gelukkig niet van waar het me tijdens deze reis om te doen is, namelijk fietsen. In de koele ochtendbries gaat het tot in een dorp, waar we met een local guide de Ksar bezoeken, een soort kleine, ommuurde stad in de stad, met erg smalle, schaduwrijke steegjes. Verder rijden we met de bus tot Merzouga, maar enkele dapperen wagen de tocht met de fiets, in de verzengende middaghitte van de meedogenloze Marokkaanse zon. In de zandwoestijn van Erg Chebbi staat ons de gebruikelijke lunch met makreel en tonijn te wachten bij een lokale familie. Vis eten in een kurkdroge woestijn, het is eens wat anders. Na het eten gaat een deel van de groep op kamelentocht, een rit van anderhalf uur bovenop de bult van een kameel – eigenlijk een dromedaris – onder diezelfde loden middagzon. Je moet het maar doen.

Van de zandwoestijn naar Agdz is een hele overgang. We krijgen een oogstrelende mix van woestijn, oases en dorpjes voor de wielen geschoven. Dit is de Draa-vallei, een langgerekte, kleurrijke vallei ergens tussen de hoge Atlas en de Anti-Atlas. Tijdens de lunch onderweg krijgen we tot onze niet geringe verbazing een elektronisch bord in het oog waarop een middagtemperatuur van liefst 49 graden wordt aangegeven. Ga daar maar aan staan. Gelukkig bestaat er zoiets als schaduw. Zo ook in de bevloeide, groene velden nabij Agdz, waar maïs, luzern, dadelpalm en anijs groeien aan de rand van de plaatselijke kashba. Hoe langer je door Marokko trekt, hoe minder duidelijk het precieze verschil tussen kashba, soek, medina en ksar wordt. Ik ga het dan ook niet proberen uit te leggen, alleen dit heb ik onthouden: een kahsba is een deel van een medina die net als een soek een deel is van een stad, en een ksar is een fort. ’s Avonds eten we in het halfduister aan de rand van het zwembad rijst met kip en groenten, sla, brood, druiven, meloen, cola, thee en water. Heerlijk.

Op donderdag maken we ons, na een bezoek aan de markt, op voor een lange fietstocht door de Draa-vallei. Die fietsritten, dat gaat meestal zo: je vertrekt alleen, per twee of in een groepje. Tijdens het fietsen ga je sneller of trager dan de rest, je stopt even voor een foto, een rustpauze of een drinkwaterbijtankbeurt, je hebt goede of slechte benen, bergop gaat het wat moeizamer, bergaf als een pijl uit een boog: dat alles zorgt voor vaak wisselende of even geen fietspartners, en dus veel variatie. Het toeval en mijn benen willen dat ik tijdens die lange tocht door de Draa-vallei zo’n 50 kilometer lang alleen voorop rijd. Tijdens die vele en lange kilometers word ik me stilaan bewust van een tijdens deze reis voor mij geheel uniek en apart hoogtepunt, namelijk het ‘alleen op de wereld’-gevoel. Zover ik kan kijken, is er mens noch dier te bespeuren, alleen heel af en toe een auto, en welgeteld twee eekhoorntjes en één roofvogel, die dat gevoel nog versterken. Verder is er niets, alleen een uitgestrekte, desolate vlakte vol stenen, zand en rotsen in verschillende kleuren, en kale bergen op de achtergrond. De warmte komt van overal, van boven de zon, van onder de weerkaatsing van de zon op de weg, van opzij de haardrogerwind. Maar in tegenstelling tot wat men zou kunnen denken, krijg je daar niet onmenselijk warm van, want al fietsend bots je op de stil hangende lucht en creëer je zelf een windgevoel, dat je zoniet verfrist, dan toch het zweten belet. Helemaal alleen door zo’n landschap te bewegen, zonder enig geluid en zonder leven, het is een waarlijk adembenemende ervaring.

De laatste fietsdag levert ons een Ronde van Vlaanderen-achtige beklimming op over de meer dan 2000 meter hoge Tizi n’Test-pas, waarna we via een wonderbaarlijk mooie afdaling in een groener deel van de Atlas komen. Op alle plaatsen waar we de voorbije dagen kwamen, werden we vriendelijk begroet en met open armen ontvangen. Vandaag krijgen we na de lunch bij een uitgedroogde rivier te maken, zij het onrechtstreeks, met een ander, minder aangenaam aspect van Marokko, namelijk de armoede. Tijdens de redelijk snelle afdaling worden sommigen van ons met volle plastic flessen bekogeld door enkele kwajongens, wat natuurlijk levensgevaarlijk is, maar ook een teken van afgunst. Als die knapen al die uitgedoste toeristen zien voorbijflitsen zonder ook maar één dirham achter te laten in hun dorp, worden ze afgunstig, aldus Jorrit. Het moet gezegd dat de armoede op het Marokkaanse platteland duidelijk zichtbaar is, maar daarom nog geen reden moet zijn voor baldadigheden. In elk geval werd René er zo kwaad van dat hij de rekels te lijf wou gaan, maar toen struikelde en ongelukkig ten val kwam. Hij moest in allerijl naar het ziekenhuis. Gevreesd werd voor een breuk, maar op het einde hield hij er enkel een gekneusde schouder aan over.

Ter afsluiting van de Marokko-reis blijven er nog twee dagen Marrakech over, wat een beetje te veel is, want een deel van de stad hadden we in het begin al gezien. Liever hadden we nog een dag langer gefietst. In Marrakech bezoeken we de jardin Majorelle, een luisterrijke, kleurige tuin van wijlen Yves Saint Laurent, een gerestaureerde Koranschool, een heuse cybertuin en opnieuw de onvermijdbare soeks. In die soeks val je als blanke onvermijdelijk ten prooi aan de vele verkopers, maar als ze botweg leugenachtige praatjes verkopen om je naar hun eigen winkels te lokken, is het plezier er voor mij af. Een ander minpuntje van de reis, nu we het er toch over hebben, zijn de lange afstanden die we per bus te overbruggen hadden. Iets minder Marrakech, iets minder bus en iets meer fiets. Dat zouden enkele verbeteringen kunnen zijn aan deze desalniettemin erg boeiende en geslaagde fietsreis, mede en eigenlijk vooral door toedoen van de gidsen en de deelnemende fietsers, te weten Jorrit, Mohammed, Conjo, Siny, David, Alex, Britta, Beppy, Will, Liesbeth, Pieter, Sylvia, Reinier, Annemarie, René, Inge, Anita en ondergetekende.

Als we midden in de nacht op Schiphol arriveren, rijden er geen treinen meer over de grens en kunnen David en ik, de twee Belgen, mee met Pieter en Liesbeth. Na een nachtje Breda brengt Pieter ons per auto naar Antwerpen. Wat een lieve mensen ‘die Hollanders’ toch kunnen zijn.

Johan Veys