Reisverhaal: 'Eat Hike Bike' op Bali & Lombok

Reisverhaal: 'Eat Hike Bike' op Bali & Lombok

De ingrediënten voor een ontspannen vakantie

Bali trekt al meer dan honderd jaar reizigers, op zoek naar inspiratie en authentieke cultuur. Ondanks het toerisme heeft het eiland haar bijzondere charme behouden. Nog oorspronkelijker is buureiland Lombok, waar het leven kalm zijn gang gaat en je ‘s avonds kunt genieten van onwaarschijnlijk rode zonsondergangen. Bericht uit Sanur, Ubud en Senggigi.

We beginnen onze reis met een paar dagen relaxen in Sanur. Even wennen aan het tijdsverschil en de warmte. Sanur is de oudste badplaats van Bali. Nadat begin vorige eeuw westerse kunstenaars het eiland ontdekten en strandbungalows lieten bouwen in Sanur, breidde het dorp zich gestaag uit met hotels, restaurants en souvenirwinkels. In tegenstelling tot hectisch Kuta behield Sanur echter een sfeer van standing. Rugzaktoeristen en ketens als Hardrock Cafe en Pizza Hut kom je hier niet tegen. Wel trendy Italiaanse restaurants en exclusieve spa’s. Alles in Sanur ademt ontspanning. Waar je in Kuta in zee gaat om te surfen of te dansen in de hoge golven, dobber je in Sanur lekker op een luchtbed in het azuurblauwe water. De baai wordt afgeschermd door een rif, waardoor de branding hier gering is. De dagen rijgen zich loom aaneen. We wandelen langs het strand, zwemmen in zee en laten ons stevig masseren. Dagelijks leggen we even aan in Luhtu’s Coff eeshop, waar je van de lekkerste espresso en taart in Sanur geniet. Het café ligt direct aan het strand. Het zeezicht is schitterend, maar vanuit onze veilige positie op het terras genieten we evenzeer van het kijken naar toeristen die alles uit de kast moeten halen om souvenirverkopers en masseurs te ontwijken. Het strand is de enige plek waar deze mensen klanten kunnen zoeken, in de hoteltuinen zijn ze niet welkom. “Straks zijn jullie weer aan de beurt”, grijnst ober Ketut als hij een portie cheesecake op tafel zet en ons ziet ginnegappen. “Willen jullie trouwens kennismaken met mijn zus? Die kan pas goed masseren. Ze werkt in de spa van een hotel verderop.” We bedanken hem vriendelijk. Het is onze laatste avond, morgen trekken we verder.

IN HET VOETSPOOR VAN JULIA ROBERTS

Onze volgende bestemming is Ubud. Dit in het centrale bergland gelegen dorp is het artistiek en spiritueel centrum van Bali. Dat wil zeggen: voor buitenlanders. Want artistiek en gericht op het ‘hogere’ zijn alle Balinezen. Ook hebben ze het talent om moeiteloos in te springen op wat toeristen willen. Reizigers komen naar Ubud om dans-, kook- en schilderlessen te volgen. Sinds outdoorvakanties populair zijn, ga je hierheen om te raften en mountainbiken. En nu miljoenen mensen lazen hoe schrijver Elizabeth Gilbert hier zocht naar verlichting en de liefde vond, is Ubud een bestemming voor (vrouwelijke) reizigers op zoek naar zichzelf. Net als actrice Julia Roberts (hoofdrolspeelster in de boekverfi lming Eat Pray Love) bezoeken ze yogalessen en goeroes, fietsen ze tussen de smaragdgroene rijstvelden en eten ze organic food in Bali Buddha Cafe. Wij huren ook een fiets en gaan fietsen en wandelen in Ubud en omgeving. Voor natuurliefhebbers zijn de bergen en het uitzicht op terrasvormige rijstvelden en snelstromende rivieren dé attractie van het gebied. Maar het aanbod aan workshops en excursies trekt ook. We boeken een kookworkshop bij Cafe Wayan. Die vindt plaats in een betoverend groene tuin. Chef-kok Wayan onthaalt ons op een smoothie en vertelt wat we gaan maken uit de Indonesische en Balinese keuken. Op verzoek ligt het accent vandaag op vegetarisch eten. “Voor Indonesiërs geldt eten zonder vlees of vis als armenvoedsel”, lacht een van Wayan’s assistenten. “Maar toeristen vragen er soms om.” We maken curry’s met groenten uit de moestuin, eieren in pittige saus, een gerecht met tofu en voor de vleesliefhebbers een kipgerecht. We leren hoe belangrijk het is ingrediënten als ui en knoflook heel fijn te snijden en met verse specerijen tot een pasta te wrijven. Dat máákt de smaak van het gerecht. Hoogtepunt is uiteraard de gezamenlijke maaltijd, waarbij we het resultaat van ons werk eten en becommentariëren. Op onze laatste dag in Ubud gaan we mountainbiken. Dat klinkt inspannender dan het is. We fi etsen namelijk bergafwaarts. Een busje brengt ons naar boven, de hellingen van de vulkaan Batur op. We drinken thee in het Lake View-restaurant met uitzicht op het fraaie Batur-meer. Even later staan we, getooid met helm en handschoenen, klaar voor vertrek en krijgen we instructies over hoe we moeten fietsen. Dat is vooral een kwestie van remmen. Liefst met één hand, zodat je de andere vrijhoudt voor het zwaaien. We genieten enorm. Druk groetend rijden we door kleine dorpjes, waar men inmiddels niet meer opkijkt van die vreemd uitgedoste buitenlanders. We stoppen bij tempels, op plantages en hebben steeds prachtig uitzicht op rijstvelden. Je ziet ze in Indonesië overal, maar het uitzicht verveelt nooit.

ZEILRACE OP LOMBOK?

Op Lombok is het aangenaam rustig. Het eiland is ook op toeristen ingesteld, maar kleinschaliger. Er is één badplaats, Senggigi. Een ideale uitvalsbasis voor dagtrips op het eiland, maar ook een plek waar je een paar dagen kunt luieren. Vanaf het balkon van onze hotelkamer kijken wij elke ochtend naar de vissersbootjes met hun driehoekige zeilen, die terugkeren naar hun thuishaven. De eerste keer dachten we getuige te zijn van een zeilrace, zoveel boten hadden we in het vizier. Het is echter een dagelijks terugkerend ritueel en ‘s avonds in de strandtentjes genieten we van het resultaat: de vangst van de dag. De avonden hebben in Senggigi hun eigen charme. Dan worden we getrakteerd op een lucht die langzaam van licht oranje tot diep rood kleurt. Het rood vervaagt slechts langzaam nadat de zon is ondergegaan achter de berg Agung op Bali. In Senggigi is het dan al donker, maar het duurt nog lang voor de lucht zwart is en we sterren zien fl onkeren. Overdag zwemmen en snorkelen we in zee en wandelen we op het strand. Een leuke bestemming is tempel Batu Bolong, zo’n anderhalve kilometer ten zuiden van Senggigi. Op het overwegend islamitische Lombok wonen zo’n 250 duizend Balinese hindoes. Batu Bolong is voor hen een belangrijk heiligdom. De tempel staat op een uitstekende rotspunt met een natuurlijk gat, waar zeewater doorheen stroomt. Hieraan dankt de tempel haar naam (batu bulong = ‘rots met gat’). Ze kijkt uit op de heilige berg Agung, waar zich de nog heiliger tempel Pura Besakih bevindt. Met enig geluk tref je bij Batu Bolong een processie, met muziek, dans en kunstig opgestapelde offerandes. Meestal deel je het uitzicht echter met toeristen en verliefde stelletjes, verlegen fluisterend en elkaars hand vasthoudend. We maken een dagexcursie naar het zuiden, waar je traditionele dorpen kunt bezoeken, zoals weversdorp Sukarare. De inwoners leven van toerisme, wat voor sommigen afdoet aan de charme ervan. Maar geef de mensen eens ongelijk. In het droge zuiden mislukken de oogsten nogal eens. Door hun traditionele ambachten aan toeristen te demonstreren en de resultaten te verkopen, hebben de mensen toch inkomen. Als wij het terrein van een weverij betreden, zien we nog net hoe de weefsters hun glas thee wegmoffelen, een geanimeerd gesprek onderbreken en in de houding achter hun weefgetouw gaan zitten. Geroutineerd demonstreren ze hoe ze hun sjaals maken. Rode draden zijn van voren naar achteren gespannen. Van links naar rechts steken ze er draden in diverse kleuren doorheen, die ze aanduwen met een houten beugel. Na afl oop loopt een van de weefsters mee naar het winkeltje. We mogen uiteraard niet met lege handen vertrekken. Ze noemt een prijs van omgerekend 10 euro, vrij veel voor Indonesische begrippen. “Bole tawar?”, vraag ik geroutineerd. Mag ik afdingen? Dat mag natuurlijk, het wordt zelfs gewaardeerd. De vrouw schenkt er een glas thee bij in en tien minuten later verlaten we de weverij met twee sjaals voor 13 euro. De dames wuiven ons uit. Daarna zetten ze hun geanimeerde gesprek voort. Tot de volgende bezoeker zich aandient.

Tekst: Tineke Zwijgers

Bekijk alle Djoserreizen naar Indonesië.