Unicef achter de schermen

Unicef achter de schermen

Al sinds 1946 werkt Unicef aan verbetering van het leven van kinderen over de hele wereld. De projecten die Unicef steunt, kosten jaarlijks miljoenen dollars. Waar komt al dat geld eigenlijk vandaan, en hoe wordt het besteed?

door Eduard van Rooijen

De kinderrechtenorganisatie Unicef heeft van de Verenigde Naties het mandaat gekregen om de rechten van kinderen wereldwijd te beschermen. Unicef, opgericht op 11 december 1946, steunt in meer dan 155 ontwikkelingslanden projecten op het gebied van gezondheidszorg, voeding, onderwijs, veilig drinkwater en sanitaire voorzieningen. Daarnaast besteedt de organisatie bijzondere aandacht aan kinderen die opgroeien onder extra moeilijke omstandigheden, zoals weeskinderen en kindsoldaten. Uitgangspunt voor het werk van Unicef is het Verdrag voor de Rechten van het Kind, dat alle landen van de wereld unaniem aanvaardden tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties op 20 november 1989. De laatste decennia is veel vooruitgang geboekt op het gebied van kinderrechten. Toch zijn er wereldwijd nog steeds veel kinderen die de hulp van Unicef hard nodig hebben. Jaarlijks sterven bijna twee miljoen kinderen aan ziektes die met een simpele vaccinatie voorkomen hadden kunnen worden. Zeker 150 miljoen kinderen onder de vijf jaar zijn ondervoed, 120 miljoen kinderen in ontwikkelingslanden gaan niet naar school en miljoenen kinderen verrichten dagelijks zware arbeid, werken in de prostitutie of moeten meevechten in oorlogen.

Vrijwillige bijdragen
Om al die kinderen te kunnen helpen is veel, héél veel geld nodig. Hoewel Unicef een VN-organisatie is, krijgt ze geen directe financiële steun van de Verenigde Naties. Voor projecten is Unicef dan ook volledig afhankelijk van de vrijwillige bijdragen van regeringen, bedrijven en particulieren. In 2001 ontving de internationale Uniceforganisatie in totaal 1225 miljoen dollar aan giften.
Bijna tweederde daarvan, 790 miljoen dollar, werd geschonken door regeringen; 399 miljoen, bijna eenderde, kwam van andere organisaties, bedrijven en particulieren en de resterende 3 procent, toch nog 36 miljoen, uit overige bronnen, zoals erfenissen en legaten. Van het totale bedrag gaat ongeveer de helft als het ware in een grote gemeenschappelijke pot, die het hoofdkantoor van Unicef in New York verdeelt over verschillende projecten over de hele wereld. De andere helft gaat naar speciale projecten zoals de strijd tegen hiv/aids, of noodhulp bij humanitaire rampen.
De regering van de Verenigde Staten is met meer dan 200 miljoen dollar het grootste donorland van Unicef, gevolgd door Japan en Groot Brittannië. Ons eigen land staat op de vierde plaats: de Nederlandse regering schonk in 2001 69 miljoen dollar aan Unicef. Daarmee komt Nederland nog vóór landen als Noorwegen, Zweden, Canada en Italië.

Voorwaarden
In principe wil Unicef natuurlijk ieder project steunen dat het leven van moeders en kinderen verbetert. Toch moeten landen en projecten wel aan een aantal voorwaarden voldoen om hulp van Unicef te krijgen. Een van de belangrijkste is dat het initiatief voor een project uit het betrokken land zelf moet komen en dat het land zelf de verantwoordelijkheid én een deel van de kosten draagt. Een ander belangrijk criterium is het kindersterftecijfer, want dat geeft een goede indicatie van de situatie van de kinderen in het betreffende land.

Daarnaast moeten de projecten ten goede komen aan de allerarmsten, in de eerste plaats aan vrouwen en kinderen. Bovendien moeten die ook zelf aan het project kunnen meedoen, zonder gediscrimineerd te worden. Om de continuïteit te waarborgen, is het belangrijk dat regering, lokale overheden en organisaties participeren in de uitvoering en financiering van het project. En om het slagen te garanderen, moet de betrokken bevolking duidelijk maken dat ze het project steunt en eraan wil meewerken.
Landen die hulp krijgen, moeten toestaan dat vertegenwoordigers van Unicef toezicht houden op de distributie en het gebruik van voorraden en diensten. De regering tekent dan ook een formele overeenkomst met Unicef, met daarin opgenomen alle regels die gekoppeld zijn aan de hulpverlening.

Fondsenwerving
De nationale Unicefcomités spelen een belangrijke rol bij de financiering. Van Andorra tot Zwitserland en van België tot Japan geven deze comités vooral veel voorlichting over het werk van Unicef en werven ze fondsen onder particulieren en bedrijven. Bijvoorbeeld door wenskaarten en andere Unicefproducten te verkopen, speciale evenementen te organiseren en door contacten te leggen met bedrijven, zoals met Djoser. Het Nederlandse Unicefcomité was in 2001 goed voor een bedrag van ruim 46 miljoen euro. Twintig procent van de inkomsten werd besteed aan de fondsenwerving zelf; dat is onder de 25-procentnorm van het Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF), een Nederlandse organisatie die toezicht houdt op de inzameling van geld voor goede doelen.
Bijna 36 miljoen werd afgedragen aan Unicef internationaal voor de financiering van projecten in ontwikkelingslanden. Hiervan wordt 80 procent door de internationale organisatie verdeeld. Voor de overige 20 procent zoekt Unicef Nederland - samen met de internationale organisatie - zelf bestemmingen, verspreid over de hele wereld.
Ook Djoser steunt jaarlijks een van die projecten. Dit jaar gaat die steun, net als vorig jaar, naar een project in het zuiden van Mexico, waar Unicef helpt met het opzetten van een nieuw onderwijssysteem voor Mayakinderen.