Was het elke dag maar marktdag

Was het elke dag maar marktdag

“We reisden door Marokko en Marokko reisde Met Ons Mee.” Zo beschrijft auteur Abdelkader Benali de tocht die hij samen met vijf amateur-schrijvers maakte langs de drie bronnen van het literaire Marokko: tanger, Fès en Marrakech. Een reis vol onvergetelijke momenten en mooie herinneringen.

Marokko

tekst | Abdelkader Benali

We hadden op geen beter moment kunnen aankomen. Een blauwe hemel waar een zon zachtjes in ronddreef. Het kersenseizoen was op z’n hoogtepunt. In Tanger regende het zachtjes. We gingen een reis maken die ons van Rabat naar Laarache naar Tanger zou brengen - de kustgebieden aan de Atlantische Oceaan. Onze chauffeur Hamed zette ons af bij de Tour Hassan in Rabat waar de onafgemaakte, reusachtige minaret en het mausoleum van de laatste koningen staat. De prijswinnaars van de Djoser/Boekenweek-schrijfwedstrijd liepen tussen de zaalwachten door naar binnen om foto’s te maken van de koran reciterende waker. De ware reiziger gaat op in het geheel. De winnaars verdwenen tussen de Marokkanen. Ik moest goed zoeken om ze terug te vinden. Hopelijk vinden ze Marokko leuk want Marokko beloont hij die hem zachtmoedig tegemoet treedt. In de Oudiaya waar de vluchtelingen uit Andalusië na de val van Granada hun toevlucht namen dronken we ons eerste kopje thee en kwamen de verhalen los. Wie reist praat met zichzelf over wat hij of zij ziet. En het gezelschap had verhalen te over. De zeeerste indrukken werden naast andere ‘eerste’indrukken gelegd. Lucel die veel van bloemen en planten weet benoemde de flora, Guus die veel van de mensen weet benoemde de fauna. Ze kwamen tot de conclusie dat je niet kan sterven aan een overdosis schoonheid.

Wakker worden in een droom
De volgende ochtend zegen we al vroeg neer op het warme gras van het Chellah-fort. Een ommuurde ruïne waar de oude Foeniciërs hun uitkijkpost hadden. De Merinidische vorsten stichtten er een moskee. En er ligt een heilige man, een maraboet. We mochten als eerste naar binnen. Boven ons hoofd vlogen de ooievaars op de thermiek van links naar rechts en weer terug naar de top van de minaret. Na het ontwaken waren we wakker geworden in een droom waarin Foenicische stemmen en Merinidisch korangezang elkaar afwisselden. Laarache, die kleine, stoffige parel aan de Atlantische Oceaan waar Marokkanen naar toegaan om verse vis te eten was onze volgende bestemming. Samen met Hamed kocht ik een paar kilo vis bij mijn favoriete viskraam, liet het schoonmaken waarna we het bij mijn favoriete eettentje liet klaarmaken. Aan plastic tafeltjes op plastic stoeltjes waanden we ons Barbarijse piraten die eindelijk mogen eten. Koude aubergine en bakkoela (spinazie met grootkaasjeskruid in knoflook in olijfolie) vergezelde de verse sardines en rode poon. Er waren zelfs chopita’s, die inktvisjes waar de inkt nog uit spuit als je er te hard op drukt. Het voelde gek, het leek alsof ik deze mensen al heel lang kende, alsof ik al mijn hele leven in Laarache had gewoond, alsof de wereld langzaam aan het terugdraaien was. Het voelde als onderweg zijn naar iets groots en meeslepends.

Ontroerend weerzien

We gingen overnachten in Tanger, stad met uitzicht over de Atlantische Oceaan en Middellandse Zee. Bij aankomst hadden we kristalhelder zicht op Europa. Daar waar we een dag eerder vandaan waren gekomen. We zegen neer bij de graven van de Necropolis waar de oude Foeniciërs hun doden begroeven. Op weg door de oude stad hielden we halt bij een wit huis van twee verdiepingen. Saar en haar moeder Lucel klopten aan. In dit huis, zo had Lucel verteld,bracht ze met haar Marokkaanse geliefde als jonge vrouw de zomers door. Ze wilde haar voormalige schoonouders gedag zeggen. Helaas waren ze er niet. Bijkomend van de wandeling door de kasba in Cinematheque de Rif aan het Grand Socco plein dook uit de bonte menigte een man op die Lucel hartelijk omhelsde. De broer van haar geliefde. Lucel en Saar gingen met hem mee naar het huis voor een weerzien. Wij blijven achter, gelukkige getuigen van een ontroerend moment.

Zoete pruimen en muntthee

Vlak voor vertrek bezoek ik de volgende dag met Marijke, Guus en Elize het voormalige operahuis Teatro de Cervantes. Ooit de culturele schat van Tanger, nu aan haar lot overgelaten. In de stromende regen overdenken we in stilte het voorbijgaan van de tijd, de hartslag van de melancholie, het patina van het verval. Een uur later zijn we alweer onderweg naar Chefchaouen. De een na langste etappe dient zich nu aan. Via dit hooggelegen mysterieuze stadje door naar Fes. Chefchaouen verkeert in sluimerstand. Na een warme lunch van lamsvlees met zoete pruimen en muntthee nemen we plaats in de bus. Onderweg stoppen we voor een korte pauze. Het rommelige café waar we gaan zitten heeft zijn eigen lokale troubadour. Met een tand in de mond vraagt hij of we iets over hebben voor een liedje op zijn een snarige-gitaar, de kambri. We knikken. Speel eens wat! Hij komt bij ons zitten en speelt een hartverscheurend liedje over weggaan of blijven. Ieder van ons vraagt zich afwie deze man is, zijn wallen hangen zwaar en laag. Als hij stopt met spelen kijkt hij mistroostig voor zich uit, opgerold in zijn stille verdriet.

Fès zindert

Zwaluwen verwelkomen ons in Fès. We beginnen met een panoramashot van de stad. Op een steenworp afstand liggen de graven van de Meriniden; een moeder met kind omhelst Elize.“Deze reis is magisch”, fluistert ze. Na zonsondergang lopen een rondje door de oude stad, het labyrinth van moskeeën, medressen en winkels. Iedereen is op weg naar huis. De stad is leeg. Wanneer we de volgende ochtend afdalen richting de Karawijien moskee is er van leegheid geen sprake meer. Fès zindert. De mensenmassa beweegt in zijn geheel eigen Noord-Afrikaanse ritme en trekt zich niks van onze aanwezigheid aan. Langzaam worden we ook onderdeel van deze bonte kermis van verkopers en kopers. Kruiden, klosjes en geneeskrachtige oliën worden ingeslagen. We komen als Fessi’s de oude stad uit. Op de rustige binnenplaats Bou Inania Madrassa, waar de Moorse en Andalusische ambachten hun voorlopige hoogtepunt bereikten, laten we het gedruis buiten ons. De aandacht voor detail, de duizelingwekkende geometrische figuren en het blauwe uitspansel vangt ons en laat ons niet meer los. “Mijn man is wiskundige”, zegt Elize en wijst naar de geometrische figuren. “Hij zou hiervan watertanden.”Ze verheugt zich al op het verhaal dat ze gaat vertellen. In Fès, eens …

Marktdag in M’rirt

De rusteloze reiziger komt aan, zet zijn kamp op.Hij eet en drinkt en kletst wat af met de lokale bewoners. Als hij afscheid moet nemen, hoe kortde ontmoeting ook was, voelt hij zich licht ontheemd. Het was te kort allemaal terwijl het aankomen zo lang leek te duren. Via Azrou, waar we kersen kopen, rijden we door richting Marrakech. Ik kies bewust voor de lange weg door het binnenland. Er valt meer te zien, het is er stiller, uitgestrekter en het wordt er warm. Achterin de bus worden de kersen opgegeten. Pitjes vliegen het raam uit. Het land één groot kersenveld. “Daar is een markt”, zegt Marijke en wijst naar een uitgestrekt terrein waar tenten staan opgeslagen. De grote markt van M’rirt. We lopen helemaal naar achteren waar de Berbervrouwen hun handgemaakte tapijtjes verkopen. Ik praat wat met de verkoopsters, we kiezen onze tapijtjes uit. Zachtjes neuriënd lopen we terug naar de bus. Was het elke dag maar marktdag. Guus bestelt een Marokkaanse koffie verkeerd, nasnas, waar hij tijdens deze reis verslaafd aan is geraakt. Hij lardeert ontmoetingen en plekken met persoonlijke observaties, herinneringen en laconieke terzijdes. Man van de wereld die het nieuwsgierige kind laat spreken. De rit was inderdaad lang. We rijden Marrakech in. Snel slapen. Morgen gaan we deze stad veroveren. We weten nu hoe het moet. We zijn reizigers geworden. Grootse reizigers.

Rondreizen Marokko