Interview met Daan Kok conservator Japan bij Museum Volkenkunde

Interview met Daan Kok conservator Japan bij Museum Volkenkunde

Even voorstellen...

Daan Kok (1978) werkt sinds september 2015 bij Museum Volkenkunde in Leiden als conservator Japan en Korea. Hiervoor werkte hij bij de Koninklijke Musea voor Kunst en Geschiedenis in Brussel en als freelancer voor onder andere het Van Gogh Museum. Begin dit jaar heeft hij meegewerkt aan een pop-up museum voor De Wereld Draait Door en nu is hij druk bezig met de voorbereiding van de tentoonstelling Cool Japan, een tentoonstelling over de wereldwijde fascinatie voor de Japanse beeldcultuur.

Je hebt Japans gestudeerd en werkt nu als conservator Japan. Waarom trekt Japan je zo aan?

Op de middelbare school raakte ik in de ban van het boek Japanese Design. Ik vond het machtig, ik tekende veel en heb me aangemeld bij de Design Academy Eindhoven. Alleen werd ik niet aangenomen, ik tekende niet goed genoeg. Dus ik dacht: als ik geen design kan doen, dan doe ik het Japangedeelte. Toen ben ik Japans gaan studeren en na een stage bij Museum Volkenkunde ben ik de museumsector ingegaan.

Wat maakt Japanse kunst, Japanse kunst?

Er zijn een paar dingen die typisch bij de Japanse kunst horen; een bepaald soort esthetiek, een speciale manier van tekenen, een bijzondere aanpak. Je kunt een soort continuïteit zien door de eeuwen heen. Maar ik kom er steeds meer achter dat alle landen buiten Japan de Japanse kunst mede definiëren.

Japanse kunst is dus ook onderhevig aan wat de rest van de wereld van Japan wil zien. In het begin van de 19e eeuw werden er bijvoorbeeld onder invloed van het japonisme in Frankrijk veel Japanse prenten geïmporteerd en opgehemeld tot kunstwerken. Terwijl de prenten in Japan eigenlijk geen kunst waren, maar bedoeld waren voor kortstondig gebruik en tevens een heel ander publiek bedienden.

Wat vind je de meest interessante Japanse periode?

In de Edo-periode - tussen 1600-1868 - was Japan bijna helemaal afgesloten voor buitenlandse bezoekers. De Nederlanders mochten als een van de weinigen handel drijven met Japan omdat ze enkel kwamen voor de handel en niet het Japanse volk wilden bekeren. Deze periode is voor onze collectie erg belangrijk geweest. Vanuit Japan was er ook veel interesse voor wat er zich in de rest van de wereld afspeelde. China is altijd van grote culturele invloed op Japan geweest maar Europa speelde pas sinds halverwege de 16e eeuw een rol. Tussen 1650 en 1850 was vrijwel alles wat in Japan over Europa bekend was door Nederland geïntroduceerd.


Wat voor invloed heeft onze Nederlandse handelsgeest op de collectie gehad?

De Edo-periode is bijzonder in de Nederlands-Japanse geschiedenis omdat er fantastische collecties van bewaard zijn gebleven. Het spreekt enorm tot de verbeelding dat het land sterk geïsoleerd was, maar dat het een paar Nederlanders toch gelukt is om handel te drijven. De Nederlanders zaten op het eiland Dejima in de baai van Nagasaki en mochten niet van het eiland af. Ze mochten alleen eens per jaar, en vanaf 1790 eens in de vier jaar, naar Edo, het huidige Tokio, reizen om op audiëntie te gaan bij de militaire bewindvoerder, ook wel de Shogun genoemd. In die tijd was Tokio al een miljoenenstad. Groter dan Parijs of Londen. In Tokio kwam dus geen enkele andere Europeaan, behalve die paar Nederlanders eens in de vier jaar, en dat leverde een unieke verzameling op. Wat men mee terug nam naar Nederland, kon door geen enkel ander land ter wereld zo verkregen worden.

In welke taal communiceerden de Nederlanders met de japanners?


Veelal in het Nederlands. Je had zelfs een groep mensen die zich Rangakusha noemden, ‘Hollandkundigen’ die zich specialiseerden in westerse wetenschap en westerse kunst. En aangezien boeken over (medische) wetenschap, elektriciteit, kunst en natuurkunde in het Nederlands geschreven waren, moest men Nederlands leren om deze westerse kennis te kunnen lezen.

Wat is jouw favoriete stuk uit de collectie?

Als ik moet kiezen… de surimono-prenten. Vooral hoe ze gedrukt zijn. Er zijn metaal- goud- en zilverpigmenten gebruikt en als je de prenten tegen het licht houdt, zie je dit oplichten. Dit vind ik machtig. Ook de boeddha’s van de laatste tentoonstelling zijn stuk voor stuk indrukwekkende beelden. Deze beelden hebben een eeuwigheidswaarde en onverzettelijkheid, een enorme uitstraling die prettig is om te zien.

Hoe komt een museum aan alle stukken?

We hebben een speciaal collectiebeleid over de kern van de collectie en over de sterke en zwakke punten. Voor de historische collectie komt het soms voor dat we iets interessants vinden dat van belang is en wat goed bij de bestaande collectie zou passen. In 2009 is er bijvoorbeeld een enorme porseleinen schaal gekocht met olifanten erop. Olifanten komen van nature niet voor in Japan, maar werden in 1813 door de Nederlanders als relatiegeschenk voor de Shogun meegebracht. Op zo’n moment zie je opeens dat er kunstvoorwerpen met olifanten erop worden gemaakt. Dus zo’n schaal is fantastisch om in de collectie te hebben vanwege de historische context. Maar voor een hedendaagse collectie is het bijna onmogelijk om de verzameling compleet te maken. Er zijn nu zoveel zaken die je zou kunnen verzamelen. Denk bijvoorbeeld aan de populaire Japanse manga, games en anime-kleding, en dan heb je nog de niet-tastbare voorwerpen zoals de 'born-digital' media.

Kom je wel eens stukken tegen waarbij je je afvraagt waarom dit in een museum komt?

Ja. Dat komt voor. De Japancollectie heeft nu zo’n 200 jaar collectiegeschiedenis en dat brengt met zich mee dat er prullen tussen zitten. Sommige stukken zeggen meer iets over de tijdsgeest of een verzameltraditie. Dus niets is helemaal waardeloos. 

Hoe vaak ben je in Japan geweest?

Negen keer. Ik heb ook een jaar in Nagasaki gewoond bij Huis ten Bosch, een Hollands themapark. Het was een totaal geschift maar fantastisch jaar als onderdeel van mijn studie. Zo kon ik een bijbaantje combineren met het studeren van de taal. Het was enorm leerzaam. Japan is fantastisch en op bepaalde vlakken een makkelijk en solide land om te wonen. Er zijn veel dingen goed geregeld. En als ik de rest van mijn leven Japans zou moeten eten… heerlijk!

Ook kogelvis gegeten?

Ik was op stage in Osaka toen mijn baas me mee uit eten nam en me verraste met deze speciale vis. Ik moet bekennen dat ik pas na een kwartier - toen ik zag dat iedereen nog in leven was - een hap durfde te nemen. Je mag deze giftige vis pas bereiden als je een speciaal diploma hebt waar een jarenlange studie aan vooraf gaat.

Tot slot: wat moeten onze reizigers gezien hebben als ze op reis zijn in Japan?


De tempel Sanjusangendo in Kyoto. Hier staan duizend Boeddhabeelden rij aan rij opgesteld in een hal van 120 meter lang. Het is zoiets fabelachtigs. Ook het Mori Art Museum in Tokio is erg de moeite waard. En maak ook zeker een wandeling door de geishawijk van Kyoto of op zondag door de wijk Harajuku in Tokio.

Bekijk onze rondreizen door Japan.