Fez, de ideale stad

Fez, de ideale stad

Tekst: Koert van der Velde

Het is al laat als ik door een van de massieve poorten de medina van Fez binnenkom. Ik ben op zoek naar een hotel. Het is zo druk dat ik me zou kunnen laten meedragen door de massa die zich door de straatjes perst.

Ik let alleen op de uithangborden en de teksten op de gevels. Met het hoofd in de nek kijk ik uit naar de krabbels die in het Arabisch ‘hotel’ betekenen. In een van de stegen vind ik wat ik zoek. Ik wring me uit de massa en ga een donker en haveloos portiek in, de trap op naar de eerste etage. Op een aftandse bank ligt een oude man te slapen. Ik zet mijn tas neer, kuch wat en wacht. Zonder iets te zeggen staat de man op, roept wat door de gang en verdwijnt. Er komt een andere man, die plaatsneemt achter een bureau, onder een grote foto van de Marokkaanse koning Hassan II en een foto van de Kaäba in Mekka. Hij kijkt me onderzoekend aan en zegt: “Paspoort.” Zorgvuldig begint hij de gegevens over te schrijven in een groot boek: “Naam: de burgemeester van Amsterdam.” Dan roept hij: “Djamal!” De oude man komt weer aangesloft en gebaart me mee te komen. Hij gaat me voor naar een kamer met gore, bruine muren, een gammele kast en matglazen ramen.

Er is een balkon, dus besluit ik de kamer te nemen. Uitgeput plof ik op het doorgezakte bed. Buiten hoor ik opgewonden stemmen voorbijsnellen, lawaaierig geklets, schreeuwerig geruzie en schallend gelach. Vanaf het balkon kijk ik op de straat. Dragers met enorme pakketten op hun nek banen zich roepend een weg tussen gesluierde vrouwen en mannen in djellaba en met tulband. Minder westers geklede mensen dan in de nieuwe stad. Aan de overkant, tussen een badhuis en een café, hangen runderkadavers, rood en wit, aan haken. Een wolk vliegen zoemt eromheen. Een stapel afgehakte pootjes en een rij zwartgeroosterde schapenkopjes wachten op kopers. Veel steden in het Midden-Oosten hebben behalve een nieuwe stad een oude: de medina. De Fransen lieten deze oude steden meestal ongemoeid, terwijl de Engelsen hun nieuwe steden dwars door de medina’s heen bouwden. De medina van Fez, de grootste van het Midden-Oosten, is vrijwel intact gebleven. Ik raak onmiddellijk de weg kwijt, voel me opgelost in de talloze kronkelende straatjes die draaien en spinnen in een schijnbaar planloos web, vervagend in een oneindigheid van tijd en plaats. Ik verlies elk gevoel voor richting en krijg de indruk in een kringetje te lopen. In zo’n situatie zijn er twee mogelijkheden: je voelt je ongemakkelijk en verkrampt door het idee er nooit meer uit te zullen komen, of je geeft je over aan een onbestemd gevoel van vrijheid. Ik kies voor het laatste. Ik zwerf door rustige straatjes en smalle, tunnelachtige gangen en kom uit in doodlopende stegen. Zware, versierde deuren geven toegang tot met mozaïek betegelde gangetjes en trapjes. Hoeveel gezinnen er achter zo’n deur huizen is een raadsel. Ramen zijn er niet, hoogstens kleine openingen, geblindeerd en betralied en hoog boven de straat. In de nauwe zijstraatjes in de uithoeken van de medina leven de families op straat. Vrouwen doen er druk pratend de was, kinderen rennen joelend in het rond. Een forse vrouw van middelbare leeftijd gaat voor me staan: “Wil je met haar trouwen?” en ze wijst op haar giechelende vriendin. “Kan ze koken?”, vraag ik. Hard gelach, een hand en ze gaan opzij zodat ik door kan.

Het wordt steeds drukker. Kennelijk nader ik het hart van de medina. Overal struikel ik over ambulante handelaars: jongens en mannen die na hun werk wat proberen bij te verdienen. Met een stel horloges om hun arm, kettinkjes, speelgoed of sigaretten in de hand spreken ze voorbijgangers aan en schuimen ze koffiehuizen af.



Overal winkelen, dringen, duwen en sjouwen mensen. Ze zijn op weg naar onbekende bestemmingen, wroeten in bergen kleding en springen opzij voor ezelskarren. Ik winkel, dring en spring mee, opgenomen in een spel waarvan ik de regels niet ken. In de drukte ontgaat me iets: de logica. En dat is precies waar vreemdelingen altijd naar zoeken. Sommigen doen dat door met hun camera de hele stad vast te leggen, anderen turen voortdurend op hun plattegrond. Ik permitteer mezelf een vooroordeel: de islam doordringt in moslimlanden alle aspecten van het leven, drukt een duidelijk stempel op het reilen en zeilen van alledag - een cliché dat je in veel publicaties tegenkomt en dat elke moslim graag zal bevestigen. Als het waar is, dan moet de islam ook een veelzeggende sleutel zijn voor de geheimzinnige werkelijkheid van de oude stad, voor een ordening die zich voordoet als chaos. De medina is overbevolkt door de enorme toevloed van plattelanders die in de stad hun geluk zoeken. De minder geslaagden blijven hangen in de sloppenwijken rondom de stad, door hoge muren zorgvuldig aan het oog onttrokken. Alles wat te bewonen is, wordt bewoond, tegen woekerhuren of illegaal. De verschillende Berberstammen leven in de stad zoveel mogelijk bij elkaar. Je hebt in de medina ook een Andalusische en een christelijke wijk. In de mellah woonden vroeger tienduizenden joden. Ze hadden speciale beroepen en een aparte status, en ze betaalden een tribuut aan de overheid in ruil voor bescherming. Na 1948 trokken de meesten naar Israël. Hun plaats werd ingenomen door plattelanders. De typisch joodse winkeltjes zijn verdwenen, de open ramen dichtgemetseld en de muren rondom de binnenplaatsen verhoogd.

Bekijk de rondreizen door Marokko.